
Martine:
> @ rudolphw: de rx-8, is net als alle andere rexen,
> vrijgesteld van de viergassen test ;)
>
> de viergassen test die jij benoemt bij nr 1 is
> verplicht bij oudere auto's EN DE RX-8
> en nr 2 geldt voor jongere auto's .
> de leeftijds grens moet ik even tot morgen schuldig
> blijven...
>
> maar hoe dan ook alle rexen zijn hier van vrij!!
>
> Groetjes M&M
Hoi Martine,
betreffende:
........"maar hoe dan ook alle rexen zijn hier van vrij!!".........Ik had het begrip viergasmeting misschien beter niet kunnen gebruiken...........
Echter als we het hebben over controle op de werking van een emissiesysteem dan geldt het volgende m.b.t. de keuring van het emissiesysteem van de RX-8:
NEE.........voor verhoogd toerental!JA........voor stationair toerental!(dat er door de tamelijk onduidelijke regelgeving bij dit aspekt vaak door APK keurstations wordt afgezien van het testen van de RX-8 op CO bij stationair toerental, wil niet zeggen hoe het in werkelijkheid is. De wettelijke regels zijn anders en bij een evt. steekproef-herkeuring is er grote kans dat de betreffende controleur het wel goed weet).
Vlgs
APK Aanvullende permanente eisen (versie dd 02-2010):zijn er 2 belangrijke artikelen n.l Artikel 41 en 42;......ik citeer:
Artikel 41 Koolmonoxide gehalte bij stationair toerental
moet elk voertuig getest worden op CO-gehalte...........(dus ook de RX-8; alleen hybride voertuigen zijn uitgezonderd)
Voor de RX-8 geldt: d. 0.3 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2002;
Artikel 42 Koolmonoxidegehalte en lambdawaarde bij verhoogd toerental
1. Personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen........................etc
2. De in het eerste lid, onder a en b,. vermelde waarden.......................etc
3. Indien het voertuig is voorzien van een rotatiemotor of een C.N.G.-installatie kan de controle op de
werking van het emissiebestrijdingssysteem achterwege blijven.
Ergo:
a) In Artikel 41 wordt
nergens een uitzondering gemaakt voor de rotatiemotor.
b) Dus de RX-8 moet vlgs Art. 41 getest op CO-gehalte bij
stationnair toerental
c) De vrijstelling voor de rotatiemotor geldt alleen voor Artikel 42 t.w.
verhoogd toerental
De vrijstelling onder pnt. 3. is namelijk uitsluitend van toepassing op/is onderdeel van Artikel 42 !
===================================================================================================================================
Hieronder de
volledige tekst (voor diegenen die het zelf willen lezen / bestuderen):
Titel 3. Motor en brandstofsystemen
Afdeling 3. Emissie
§ 1. Koolmonoxide
Artikel 39 Aanwezigheid emissiebestrijdingssysteem
1. Personenauto’s met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking, die in gebruik zijn genomen na 31
december 1995 moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem, dat bestaat uit
een katalysator en een lambdasonde.
2. Bedrijfsauto’s en bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg, die zijn
voorzien van een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking en die in gebruik zijn genomen na 31
december 1997, moeten zijn voorzien van een goedwerkend emissiebestrijdingssysteem, dat bestaat uit
een katalysator en een lambdasonde.
Artikel 40 Controle werking emissiebestrijdingssysteem
1. De goede werking van het emissiebestrijdingssysteem wordt gecontroleerd door meting van de
lambdawaarde en het koolmonoxidegehalte van de uitlaatgassen bij verhoogd toerental en door meting
van het koolmonoxidegehalte bij stationair toerental.
2. Voor elke meting wordt gecontroleerd of de motor en het emissiebestrijdingssysteem op
bedrijfstemperatuur zijn. Hieraan wordt voldaan indien de motor gedurende 3 minuten op een toerental
van ongeveer 3000 omw/min heeft gedraaid en:
a. een proefrit heeft plaatsgevonden, of
b. de motorolietemperatuur minimaal 80 ºC bedraagt.
De motorolietemperatuur moet worden gecontroleerd met behulp van een olietemperatuurmeter die is
voorzien van een geldig certificaat van eerste keuring dan wel herkeuring.
Artikel 41 Koolmonoxide gehalte bij stationair toerental
1. De uitlaatgassen van personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen met een verbrandingsmotor met
elektrische ontsteking mogen bij stationaire toerental en op bedrijfstemperatuur zijnde motor, niet meer
koolmonoxide bevatten dan:
a. 4.5 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1973, maar
voor 1 oktober 1986;
b. 3.5 % vol. Koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 september 1986, maar
voor 1 juli 2002;
c. 0.5 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1985 maar
voor 1 juli 2002 en het voertuig is uitgerust met een brandstofdoseringssysteem, dat de
mengverhouding van lucht en brandstof voortdurend aanpast aan het zuurstofgehalte van de
uitlaatgassen;
d. 0.3 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2002;
e. 1.5 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 31 december 1973 maar
voor 1 juli 2002 en het voertuig volgens een aantekening in het kentekenregister voor dat voertuig,
wordt gevoed door een al dan niet tot vloeistof verdicht gas;
f. 0.5 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2002 en blijkens een
aantekening in het kentekenregister voor dat voertuig, wordt gevoed door een al dan niet tot vloeistof
verdicht gas. Bij het vaststellen van het koolmonoxidegehalte mag het tweede cijfer achter de
komma buiten beschouwing worden gelaten.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op hybride aangedreven voertuigen.
CO Tabel
Personenauto’s of bedrijfsauto’s in gebruik genomen na:
31-12-73 31-12-85 30-9-86 30-6-2002
niet voorzien van katalysator
en een lambdasonde
max 3,5 %
Benzine
voorzien van katalysator en
een lambdasonde
max. 4,5 %
max. 0,5 %
max 0,3%
LPG of ander verdicht gas
g
e
e
n
e
i
s
max. 1,5 %
max. 0,5 %
Artikel 42 Koolmonoxidegehalte en lambdawaarde bij verhoogd toerental
1. Personenauto’s, bedrijfsauto’s en bussen uitgerust met een verbrandingsmotor met elektrische
ontsteking, die zijn voorzien van een emissiebestrijdingssysteem, moeten om de goede werking van het
emissiebestrijdingssysteem te controleren voldoen aan de onderstaande eisen. Het koolmonoxidegehalte
en de lambdawaarde mag bij verhoogd toerental en met een motor op bedrijfstemperatuur de
onderstaande waarden niet overschrijden:
a. 0.3 % vol. koolmonoxide, indien:
1°. het een personenauto betreft die in gebruik is genomen na 31 december 1992, maar voor 1 juli
2002, waarbij de lambdawaarde moet liggen tussen 0.97 en 1.03;
2°. het een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg betreft die in
gebruik is genomen na 31 december 1994, maar voor 1 juli 2002, waarbij de lambdawaarde moet
liggen tussen 0.97 en 1.03;
b. 0.2 % vol. koolmonoxide, indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 juni 2002, waarbij de
lambdawaarde moet liggen tussen 0.97 en 1.03;
2. De in het eerste lid, onder a en b,. vermelde waarden worden bepaald bij een verhoogd toerental gelegen
tussen de 2.000 omw/min. en 3200 omw/min. Hierbij mogen alle elektrische stroomverbruikers zijn
ingeschakeld.;
3. Indien het voertuig is voorzien van een rotatiemotor of een C.N.G.-installatie kan de controle op de
werking van het emissiebestrijdingssysteem achterwege blijvenhttp://www.rdw.nl/SiteCollectionDocuments/VT/APK/Regelgeving/Regelgeving%20APK%20-%20Aanvullende%20Permanente%20Eisen.pdfmvg, Ruud